Als dierenvriend wil je graag dat de wereld beter wordt voor dieren. Hoe kun je andere mensen beïnvloeden zodat ze zich diervriendelijker gaan gedragen? Vanuit de sociale psychologie zijn daar richtlijnen voor te geven. Eén daarvan is dat je je moet richten op de juiste mensen.
Dierenmensen gaan te vaak met elkáár in discussie (daar kom ik een andere keer op terug) of vertellen elkaar hoe erg het dierenleed is. Dat laatste mag best als je je verdriet of machteloosheid wilt delen, want natuurlijk heb je daar soms behoefte aan, maar je verandert er niets mee. Immers, die andere dierenvriend ís al overtuigd dat we dieren beter moeten behandelen.
Het andere uiterste is dat dierenmensen de discussie aangaan met tegenstanders van wie de mening zó ver bij ons vandaan ligt, dat het zinloos is. Op de Facebook-pagina van Wakker Dier zie je bijvoorbeeld geregeld reacties van veehouders of vleesliefhebbers die tegen Wakker Dier in gaan. Dat is zinloos, maar het is even zinloos dat wij de discussie aangaan met deze mensen. Zonde van je energie. Om dit uit te leggen, en de vraag te beantwoorden op wie je je dan wél moet richten, leg ik hierna de sociale beoordelingstheorie van Sherif en Hovland uit. Je kunt dit verhaal overigens ook hier bekijken vanaf 19:44 min.
Acceptatie en verwerping
Iedere mening, over welk onderwerp dan ook, heeft een positie op een continuüm van extreem vóór tot extreem tegen. Gaat het bijvoorbeeld over de vee-industrie, dan kun je aan de anti-extreme kant de mening van een veganist plaatsen, die vindt dat je helemaal niets van dieren zou moeten gebruiken. (Ik neem nu vlees eten als voorbeeld, maar je kunt dit overal op toepassen, bv. dierproeven, circusdieren, jacht, en ook op niet-dieren-onderwerpen.) zie plaatje bovenaan.
Aan de pro-extreme kant zitten mensen die vinden: hoe meer dieren we eten hoe beter. Een voorbeeld is Henk-Jan Ormel van het CDA, die zelfs een vegetarisch kookboek wilde verbieden omdat dat propaganda is voor geen-vlees eten. Hij vond dat de overheid het geld voor dat kookboek moest gebruiken om voorlichting te geven over het nut van dierproeven (zie hier). Dit is zo extreem (alsof het zijn doel is dat zoveel mogelijk dieren lijden!) dat wij denken: moet die man niet behandeld worden? Maar hij zit dan ook heel ver van ons af 🙂 Zie het plaatje, waar ik Norbert Elias (VVD) ook in die hoek heb geplaatst, en ‘onze’ Lisette Kreischer aan de andere kant.
Daar tussenin zitten allerlei soorten mensen: vegetariërs, scharrelvleeseters, vleesverlaters, de doorsnee karbonade-met- bloemkooleters, kiloknallerconsumenten. De meningen van al deze mensen liggen op een continuüm dat in dit voorbeeld loopt van ‘vlees moet’ tot ‘niks van dieren eten’.
Ieder standpunt en gedrag kan op zo’n continuüm geplaatst worden. Bijvoorbeeld: ik ben zelf flexanist, vegetariër op weg naar veganisme. Dat heb ik weergegeven met het kruisje op de lijn, dat mijn gedrag weergeeft.
Daar omheen hebben mensen een omringend gebied van standpunten die ze ook nog aanvaardbaar vinden. Voor mij is bijvoorbeeld veganisme ook volledig aanvaardbaar (vind ik zelfs heel goed), en aan de andere kant vind ik biologisch vlees eten ook aanvaardbaar (als het weinig is). Al die standpunten vallen binnen mijn zogenoemde acceptatiegebied.
Er zijn ook standpunten die buiten mijn acceptatiegebied vallen. Sommige daarvan vallen in mijn onverschilligheidsgebied, andere vind ik verwerpelijk. Het standpunt van Ormel (‘vlees moet’) ligt in mijn verwerpingsgebied, en de doorsnee plofkiphapper en onnadenkende na-mij-de-zondvloed-consument vind ik ook verwerpelijk. Tussen mijn acceptatie- en verwerpingsgebied zitten standpunten waar ik geen sterke gevoelens over heb (onverschilligheidsgebied).
De grootte van de gebieden is afhankelijk van iemands betrokkenheid bij het onderwerp. Mensen met een sterke betrokkenheid hebben een groot verwerpingsgebied: ze zien veel standpunten als verwerpelijk. Henk-Jan Ormel vindt bijvoorbeeld alleen al het maken van een vegetarisch kookboek verwerpelijk. Aan de andere kant zijn er ook veganisten die het gedrag van vegetariërs al verwerpelijk vinden: voor hen is alleen zuiver veganisme aanvaardbaar. Als mensen minder betrokken zijn bij een onderwerp, hebben ze een klein verwerpingsgebied. Ze vinden alles wel best en vaak hebben ze er ook nog niet goed over nagedacht.
Wat hebben we hier aan?
Volgens de theorie is het heel moeilijk iemand te overtuigen van een standpunt dat in zijn verwerpingsgebied ligt. Ga zelf maar na: als je vegetariër bent, en iemand wil jou overtuigen dat het het beste is om voortaan elke dag vlees te eten – dat zal nooit lukken toch? Stel dat je een relatie krijgt met een vleeseter, dan kun je misschien wel overtuigd worden dat het OK is om 1x per week biologisch vlees te eten. Maar er zijn dingen waar geen mens je ooit van zal kunnen overtuigen. Dat is een gebied waar je gewoon niet heen gaat. Hoe groter je betrokkenheid bij een onderwerp, des te groter je verwerpingsgebied, en des te kleiner is de kans dat iemand anders jouw mening aan het schuiven kan brengen.
Aan de andere kant van het spectrum, waar de vleeseters zitten, is dat óók zo. Het is dus zinloos om te proberen een Ormel of een Elias te bekeren tot het vegetarisme. Hetzelfde geldt voor de veehouders en carnivoren die bv. op Wakker Dier reageren: het feit dat ze dit doen wijst erop dat hun betrokkenheid hoog is, dus ze zullen niet van mening veranderen. Spaar je energie!
Veel beter richt je je op mensen die op het continuüm minder ver van je af zijn (die bijvoorbeeld al weinig vlees eten) of die nooit echt over het onderwerp hebben nagedacht: want die hebben een lage betrokkenheid dus een groot acceptatiegebied. (Pas wel op dat je niet in de aanval gaat, want dan heb je weer een ander probleem: zie deze eerdere post.
Sociale media
Dit alles heeft ook gevolgen voor wat je doet op sociale media bv. Facebook. Gebruik je het gewoon voor de gezelligheid, prima. Plaats je af en toe een berichtje over dieren-misstanden: nog beter, want dan maak je mensen bewust van iets waar ze vaak helemaal niet bij stil staan. Niet te vaak, want dat vinden de meeste mensen naar en dan volgen ze je berichten niet meer. Dan bereik je het tegendeel van wat je wilde, want na een tijdje word je dan alleen nog gevolgd door mensen die het al met je eens zijn. Fijn dat je iets met elkaar deelt, maar je hebt dan geen invloed meer. Je bevindt je in je eigen bubbel van gelijkgestemden.
Wil je invloed hebben, dan moet je het dus goed doseren: af en toe een berichtje over misstanden of een petitie of iets dergelijks, maar de meerderheid van je berichten moet positief zijn. Iets leuks of iets over jezelf, waardoor je de relaties/vriendschappen versterkt. Op die manier hou je contact met mensen die net in een ander gebied zitten dan jijzelf, maar die wel geleidelijk kunnen gaan schuiven als ze er wat meer over nadenken. Heel geleidelijk gaat dat vaak, en veel te langzaam naar onze zin, maar je kunt het ook zo bekijken: een klein druppeltje dat op een steen valt lijkt geen enkel effect te hebben, maar alle kleine druppeltjes bij elkaar kunnen de steen doorboren. Jouw Facebook-berichten dus ook!